GR Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW) - F. Bestuur en toezicht
.
Delegatie of mandaat van taken/ bevoegdheden, welke?
Overdracht en mandaat bevoegdheden is geregeld in artikel 5 en 6 van de GR
Artikel 5 Overdracht en mandaat bevoegdheden.
1. Aan het dagelijks bestuur wordt overgedragen de bevoegdheid tot:
a. de aanwijzing van een of meer ambtenaren van de BsGW als heffingsambtenaar, als bedoeld in artikel 232, vierde lid, onder a van de Gemeentewet en artikel 124, vijfde lid, onder a van de Waterschapswet, bevoegd tot het heffen van belastingen en de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken;
b. de aanwijzing van een of meer ambtenaren van de BsGW als invorderingsambtenaar, als bedoeld in artikel 232, vierde lid, onder b van de Gemeentewet en artikel 124, vijfde lid onder b van de Waterschapswet, bevoegd tot het invorderen van belastingen;
c. de aanwijzing van een of meer ambtenaren van de BsGW of een gerechtsdeurwaarder als belastingdeurwaarder, als bedoeld in artikel 232, vierde lid, onder d van de Gemeentewet en artikel 124, vijfde lid, onder d van de Waterschapswet;
d. de aanwijzing van een of meer ambtenaren van de BsGW als ambtenaar van de BsGW als bedoeld in artikel 232, vierde lid, onder c van de Gemeentewet en artikel 124, vijfde lid, onder c van de Waterschapswet, bevoegd tot het heffen en invorderen van belastingen en de uit- voering van de Wet waardering onroerende zaken;
e. het beslissen op administratieve beroepen tegen afgewezen verzoeken om kwijtschelding;
f. het vaststellen van uitvoeringsregels samenhangend met het combibiljet.
2. Het eerste lid is uitsluitend van toepassing ten aanzien van de:
a. onroerende zaak belasting als bedoeld in artikel 220 van de Gemeentewet;
b. hondenbelasting als bedoeld in artikel 226 van de Gemeentewet;
c. afvalstoffenheffing als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;
d. rioolheffing als bedoeld in artikel 228a van de Gemeentewet;
e. watersysteemheffing als bedoeld in artikel 117 van de Waterschapswet;
f. zuiveringsheffing als bedoeld in artikel 122d van de Waterschapswet;
g. verontreinigingsheffing als bedoeld in artikel 7.2 van de Waterwet;
h. uitvoering van de wet WOZ.
3. Ten aanzien van de in het tweede lid genoemde belastingen wordt aan het dagelijks bestuur mandaat verleend tot:
a. het geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren van een belastingaanslag als bedoeld in artikel 255, vijfde lid, van de Gemeentewet respectievelijk artikel 144, vijfde lid, van de Waterschaps- wet;
b. toepassing geven aan de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
c. het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een bij beschikking opgelegde boete als bedoeld in artikel 66 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Artikel 6 Aanvullende overdracht en mandaat bevoegdheden
De bevoegdheden als bedoeld in artikel 5, eerste en derde lid kunnen ter zake van andere belastingen dan genoemd in artikel 5, tweede lid aan het dagelijks bestuur worden overgedragen dan wel gemandateerd. Deze overdracht en mandatering behoeft de goedkeuring van het algemeen bestuur.
DB: per lid 1 stem
AB:
Gemeente Beek 1,07%
Gemeente Beekdaelen 2,34%
Gemeente Beesel 0,97%
Gemeente Bergen 0,85%
Gemeente Brunssum 2,12%
Gemeente Echt-Susteren 2,26%
Gemeente Eijsden-Margraten 2,05%
Gemeente Gennep 1,19%
Gemeente Gulpen-Wittem 0,98%
Gemeente Heerlen 7,39%
Gemeente Kerkrade 3,80%
Gemeente Landgraaf 2,60%
Gemeente Leudal 2,25%
Gemeente Maasgouw 1,64%
Gemeente Maastricht 9,00%
Gemeente Meerssen 1,59%
Gemeente Mook en Middelaar 0,54%
Gemeente Nederweert 1,07%
Gemeente Peel en Maas 2,72%
Gemeente Roerdalen 1,41%
Gemeente Roermond 4,07%
Gemeente Simpelveld 0,75%
Gemeente Sittard-Geleen 7,08%
Gemeente Stein 1,83%
Gemeente Vaals 0,84%
Gemeente Valkenburg 1,19%
Gemeente Venlo 9,68%
Gemeente Voerendaal 0,83%
Gemeente Weert 3,43%
Waterschap Limburg 22,45%
4x per jaar DB vergadering
4x per jaar AB vergadering
4x per jaar Uitvoeringsrapportage
4x per jaar Bestuursrapportage
Voorwaarden uittreding is geregeld in artikel 31 van de GR
Artikel 31 Uittreding
1. Het voornemen tot uittreding wordt bij aangetekende kennisgeving aan de voorzitter van de BsGW meegedeeld.
2. Een deelnemer kan uittreden mits alle kosten, die direct en indirect samenhangen met de uittreding worden vergoed.
3. Een deelnemer kan uittreden door een daartoe strekkend besluit. Daarbij wordt een opzegtermijn van twee jaar, ingaande 1 januari van het eerstvolgende kalen- derjaar, in acht genomen.
4. Na ontvangst van de in het derde lid vermelde besluit wordt een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verleend een plan op te stellen dat ten minste inzicht geeft in alle kosten, die direct en indirect samenhangen met de uit- treding. Het plan wordt vastgesteld door het algemeen bestuur en de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend. Artikel 34 is niet van toepassing.
5. Nadat het plan is vastgesteld, is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan de BsGW te voldoen.
6. De kosten van het in het vierde lid bedoelde plan komen voor rekening van de uittredende deel- nemer.
7. Het algemeen bestuur kan betreffende de uittreding nadere voorwaarden stellen.
8. Het beperken van eerder op- en/of overgedragen bevoegdheden wordt met uittreding gelijkgesteld.
9. Het college van burgemeester en wethouders dan wel het dagelijks bestuur van het waterschap gaat niet over tot uittreding dan na verkregen toestemming van de raad dan wel het algemeen bestuur van het waterschap.
6042 JX Roermond
6040 KG Roermond