Modulaire GR Sociaal Domein Limburg-Noord (MGR) - F. Bestuur en toezicht
.
Delegatie of mandaat van taken/ bevoegdheden, welke?
De privaatrechtelijk bevoegdheid voor inkoop is aan de MGR gedelegeerd
Vertegenwoordiging gemeenten
Gemeente | Algemeen bestuur | Algemeen bestuur / dagelijks bestuur |
---|---|---|
Beesel | Linda Nijssen | |
Bergen | Frans Pekema | |
Echt-Susteren | Geert Frische | |
Gennep | Frank Pubben | |
Horst aan de Maas | Roy Bouten | |
Leudal | nntb | |
Maasgouw | Math Wilms | |
Nederweert | Carla Dieteren | |
Peel en Maas | nntb | |
Roerdalen | Loes Vestjens | |
Roermond | Marianne Smitsmans | |
Venlo | Frans Schatorjé | |
Venray | Martin Leenders | |
Weert | Michèle Ferrière |
Eén stem per deelnemer (1 van de 7)
Artikel 16 Het dagelijks bestuur en algemeen bestuur ten opzichte van raden
1. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven aan de raden van de colleges gevraagd en ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van de door het bestuur uitgevoerde activiteiten nodig is
2. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven ten minste twee maal per kalenderjaar informatie aan de raden over de uitgevoerde activiteiten van het samenwerkingsverband.
3. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de raden van de colleges alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd.
Artikel 31 Uittreding
1. Een college kan uit de regeling treden door een daartoe strekkend besluit van het betreffende college en na verkregen toestemming van de betreffende raad.
2. Uittreding kan plaats vinden niet eerder dan 5 jaren na toetreding tot de regeling, met in acht name van een opzegtermijn van tenminste twee jaar. Deze opzegtermijn vangt aan op 1 januari van het jaar volgend op dat waarin tot uittreden besloten is.
3. Een college zendt, na toestemming van zijn raad, het besluit tot uittreding aan het algemeen bestuur. De procedure voor uittreding vangt aan op de dag nadat het algemeen bestuur het besluit heeft ontvangen.
4. Het algemeen bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding en legt deze vast in een uittredingsplan zoals bedoeld in artikel 32.
5. Onder de gevolgen van de uittreding worden verstaan de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.
Artikel 32 Procedure voor vaststelling uittredingsplan
1. Het uittredingsplan bepaalt de systematiek voor berekening van de financiële gevolgen van de uittreding.
2. Het uittredingsplan bevat een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding, te betalen door het uittredende college, hierna te noemen de voorlopige uittreedsom.
3. Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan wijst het algemeen bestuur een onafhankelijke externe deskundige aan die in opdracht van het algemeen bestuur het uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke externe deskundige komen voor rekening van het uittredende college.
4. Het algemeen bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van het uittredende college en het dagelijks bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur, waaronder in ieder geval de vertegenwoordiger in het algemeen bestuur van het uittredende college.
5. Ten minste 12 maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast en maakt deze bekend aan het uittredende college. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het eerste lid en op de jaarrekening van het meest recent verstreken begrotingsjaar.
6. Uiterlijk 6 maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur de definitieve uittreedsom vast en maakt deze bekend aan het uittredende college. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het eerste lid en op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding.
7. Bij de voorbereiding van het uittredingsplan biedt het algemeen bestuur het uitredende college de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen en betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het algemeen bestuur conform de voorkeur van het uittredende college, of het uittredende college de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen. Hierbij wordt een betalingstermijn gehanteerd van drie maanden na het ontstaan van de betalingsverplichting.
Artikel 33 Te vergoeden kosten
1. De voorlopige respectievelijk de definitieve uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten. De frictiekosten en desintegratiekosten worden berekend op basis van de principes van goed koopmanschap en de principes van accounting.
2. Onder frictiekosten worden verstaan alle incidentele kosten, te maken door het samenwerkingsverband, die het directe gevolg van de beslissing tot uittreding van een deelnemer zijn.
3. Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten, direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door het samenwerkingsverband, die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.
4. Het samenwerkingsverband brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten, in rekening bij het uittredende college. Het uittredende college is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom binnen de betalingstermijn(en) zoals bedoeld in artikel 32 lid 7.
5. Kosten die het uittredende college maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van het college.
6. De raming en berekening van de kosten voor uittreding worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding. Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.
7. Het samenwerkingsverband is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van het college.
5803 AP Venray